De gotiek begint als bouwstijl in het jaar 1140.  Abt Suger inspireert de bouwers van zijn tijd met de opdracht voor de uitbouw van de bestaande abdij van Saint Denis bij Parijs. Waarschijnlijk maakte men tijdens de kruistochten kennis met de meetkunde en algebra van de Arabieren, waardoor men  beter kon berekenen hoe een gebouw zich zou gedragen. “Getallensymboliek speelt een grote rol in de Middeleeuwen evenals de gedachte dat God alles (het Universum)[1]* volgens harmonische getallen(reeksen) geschapen heeft. Een Godshuis, kerk en later kathedraal moet daarom een weerspiegeling van een harmonische perfectie zijn; volkomen als God, als een afspiegeling van zijn schepping.” Men streefde naar verticaliteit en licht. Het kruisribgewelf heeft een vierhoekige basis met ribben als dragende elementen. Deze werden eerst gebouwd en met een sluitsteen verbonden. Daarna werd de ruimte tussen de ribben opgevuld met metselwerk. Men bouwde steeds hoger en daardoor ogenschijnlijk smaller.  Bij de bouw van de Notre-Dame te Parijs (1163-1200) wordt voor het eerst duidelijk welk effect de gotische bouwstijl had op de beeldhouwkunst. In dit stadium van de gotiek werd het beeldhouwwerk gebruikt als architectonisch element, geheel in overeenstemming met Sugers adagium. De beeldhouwwerken lijken veel minder een eigen leven te leiden dan voorheen. Voor beeldengroepen zal vanaf nu een grote eenheid gelden.
[1] er bestaat een laat-Middeleeuws miniatuur waar God als architect met passer en meetlat het universum schept.

Kristalbouw

In navolging van de gotische kathedralen ontstond er begin vorige eeuw een stroming om licht en kleur sterker in de algemene bouw te verankeren. De mens als kristallisatiepunt, waarin de wil tot bouwen qua zich voorstellen en daadwerkelijk realiseren werkelijkheid werd. Paul Scheerbart schreef erover,  in navolging van hem schetste Taut veel. Hij realiseerde enkele ontwerpen. Zo ook Otto Bartning, hij ontwierp in klei, waarna hij tekende, rekende en bouwde. De eenheid van architectuur en beeldend kunstenaarschap uit de M.E. werd ten tijde van het Expressionisme opnieuw uitgangsprincipe.

De Kathedraal van Chartres

De crypte met de zwarte madonna

Het labyrinth en het roosvenster van Chartres

Bruno Taut: Verborgen architectuur

De Kristal staat voor het Hoogste, het Zuivere. Otto Bartning wilde voor de toekomst kristaltempels bouwen als

“Huizen van aandacht.
Door het zonlicht troont het kristalhuis
als een schitterende diamant boven allen.
De diamant opent kosmische perspectieven,
verwijst naar de oorsprong van het leven”.

De kristalbouw is een specifieke richting binnen het Expressionisme van begin vorige eeuw. Otto Bartning was duidelijk een kind van zijn tijd en streefde zoals de gebroeders Taut en de M.E. opdrachtgevers van kathedralen eveneens naar het beïnvloeden van het goede in de mens, door hem te laten vertoeven in kristallijne  gebouwen.

Die Statdkrone  1919.
Hierin beschrijft en tekent Bruno Taut  een basis van een nieuw gemeenschapscentrum: een seculiere ruimte tussen de gotische kathedraal en de Aziatische  tempel. Hierin is devotie voor het schone en ruimte voor de geest. Voor hem het laatste doel van architectuur, haar uiteindelijke functie.

Ook Bartning wilde mensen de harmonie en schoonheid van de kristalverhoudingen laten ervaren in de hoop dat dit op de mens zou inwerken. Hij integreerde kunstenaarschap en ambacht in daadwerkelijk bouwen. Hij realiseerde in Berlijn enkele kristallijne elementen, werkte zijn lievelingsontwerp uit in het Sternkirche, dat helaas tot op heden geen werkelijkheid werd. Dat Nederland een volledig gerealiseerde kristalbouw rijk is, is een gevolg van grenscorrecties na WO II.  In 1924 voltooide Bartning  Huis Wylerberg, al is het de vraag of de bewoners van destijds en nu werkelijk zijn bedoelingen ervaarden/ervaren. Kristalbouw vraagt van ieder openheid en alertheid.

Ubbergen, update lente 2023